Vikingen in het Historisch OpenluchtMuseum Eindhoven
Vikingen in Nederland  
Rond het jaar 800 na Christus, aan het begin van het Vikingtijdperk,
was er vooralsnog vrede binnen het Frankische Rijk. Nederland als nationale eenheid bestond toen nog niet, het gebied van wat nu Nederland heette hoorde bij het Frankische Rijk. Wel woonden er verschillende volken, in het Noorden en Westen de Friezen, aan de oostgrens tot ver in Duitsland woonden de Saksen, en ten zuiden van de grote rivieren de Franken. Op de hogere zandgebieden woonden de boeren, deels vrij, deels als horige onderworpen
aan een graaf of bisschop.
De Frankische keizer Karel de Grote had bij Nijmegen een versterkte burcht, de Valkhof, waar hij tijdens zijn reizen door zijn immense rijk regelmatig te vinden was.
De Friezen die tussen de brakke venen achter de duinen woonden konden onvoldoende leven van de landbouw. De zee had tijdens talloze overstromingen de oude duinen en de venen erachter voor een groot deel weggeslagen. Ze woonden op terpen. Ze hadden van de nood een deugd gemaakt door handel te gaan drijven op de Oostzee en de Noordzee en landinwaarts de Rijn op.
De belangrijkste handelsnederzetting van Noordwest-Europa was in die tijd het Friese plaatsje Dorestad. Het lag bij wat nu Wijk Bij Duurstede is, in een bocht van de Oude Rijn. Toentertijd was de Oude Rijn de grootste rivier in Nederland en de belangrijkste verbinding tussen de Noordzee en de Rijnsteden verder in het binnenland als Keulen en Mainz. Handeldrijven was in die tijd een zeer gevaarlijke onderneming. Menig schip verging op zee of op de Rijn of werd leeggeplunderd door (zee-)rovers. Maar als handelaar kon je zelf natuurlijk ook plunderen, zoals later ook de Vikingen zouden doen.
Het Frankische Rijk grensde, sinds de zeer bloedige onderwerping van de Saksen, aan het koninkrijk van de Denen. Die Denen hadden geen enkele behoefte om het volgende slachtoffer te worden van de ongebreidelde expansiedrift van de Frankische keizer Karel de Grote. In die tijd begonnen
de eerste grensgeschillen tussen de Denen en het Frankische Rijk. Karel de Grote vroeg de Friese 'handelaren' de Deense kustplaatsen te plunderen. De Deense Vikingen op hun beurt begonnen de Friese kustplaatsen te teisteren. Ze kwamen in eerste instantie als een soort guerrilla, met een klein aantal schepen. Ze moordden, plunderden en roofden wat ze konden, en gingen er daarna zo snel mogelijk weer vandoor.
De Nederlandse kustgebieden lagen in een onbelangrijke uithoek van het immense Frankische Rijk. Inmiddels waren de erfopvolgers van keizer
Karel de Grote vooral bezig met elkaar te bevechten. Het Frankische Rijk viel uiteen, en de Vikingen uit het Noorden hadden vrij spel. In het jaar 834
na Christus. verscheen er een machtige vloot van meer dan honderd Vikingschepen voor onze kust die in een kilometers lange slinger achter elkaar de Oude Rijn opvoer, richting Dorestad. Dorestad werd door dit Vikingleger volledig leeggeroofd en in brand gestoken. Niemand kon wat doen tegen die grote legerschare van duizenden Vikingen. Op de resten van Dorestad werd weer een nieuwe nederzetting gebouwd. Maar het volgende jaar kwam de vloot met Vikingen weer, en ook het jaar daarna weer, en daarna nogmaals.
De opvolger van Karel de Grote, Lodewijk de Vrome, liet in een eerste poging de ellende van de Friezen te verminderen, vluchtburchten bouwen langs de Nederlandse kust. Het waren aarden wallen, met een gracht er omheen, waar het volk zich kon verschuilen als de Vikingen weer kwamen. De namen van die burchten leven nog voort in plaatsnamen als Middelburg, Souburg (Zuidburcht) en Valkenburg (bij Den Haag). Maar die burchten joegen de Vikingen geen schrik aan. Een nieuw leger van Vikingen met hun leider, Rorik, nam bezit van wat over was van Dorestad. Inmiddels was er al weer een nieuwe Frankische keizer, Lotharius. Deze liet Rorik gevangen nemen, maar Rorik wist te ontsnappen en bedong later zelfs van Lotharius het recht om vanuit Dorestad over de noordelijke Lage Landen te regeren. Hij kreeg het daarop als leen, dat wil zeggen dat hij plechtig beloofde als onderdaan van de Keizer het land te besturen en de belangen van de Keizer te dienen. Bovendien moest hij het land verdedigen tegen andere Vikingen. Dat deed hij soms wel
en soms ook weer niet. Soms ook was hij met zijn eigen leger in een ander deel van het Frankische Rijk zelf op rooftocht. En de Friezen, sommige begonnen zelf rooftochten op te zetten, sommige sloten zich aan bij de Vikingen, weer anderen werden indien er te weinig Vikingen waren gevangen genomen en verplicht mee te varen met de Vikingschepen. Want er kwamen nu vele Vikingschepen voorbij, meestal niet meer om te roven, maar om even uit te rusten in dit nieuwe Vikingland, en ook op zoek te gaan naar nieuwe bemanning voor hun schepen. Waarschijnlijk haatten de Friezen de Vikingen, maar waren ze ook blij dat ze voorlopig van de Franken bevrijd waren.
Ondertussen waren de rooftochten in de rest van Nederland nog niet gedaan. Een nieuwe vloot van Vikingschepen voer de Rijn op en nam bezit
van de keizerlijke residentie te Nijmegen, de Valkhof. De Frankische koning Lodewijk belegerde daarop met een groot leger zijn eigen residentie, maar voor er een beslissende slag plaats kon vinden bedongen de Vikingen een vrije aftocht. Het volgende jaar kwam diezelfde groep Vikingen weer op bezoek.
Dit keer voeren ze de Maas op richting een oud Frankisch fort dat ooit gestaan heeft bij Asselt in Midden-Limburg. Van daaruit organiseerden ze strooptochten in de wijde omgeving, tot aan Maastricht en Aken toe. Inmiddels is er weer een nieuwe keizer over het Frankische Rijk, Karel de Dikke, die met een groot leger de Vikingbendes achternajoeg en terugdrong in hun versterking te Asselt. In plaats van te vechten startte hij onderhandelingen met de Vikingen over hun aftocht. Een van de Vikingleiders wist een 'vergoeding' te bedingen voor zijn vertrek, in de vorm van een legendarische schat aan zilver en andere kostbaarheden. De andere leider, Godfried, bedong het land van
de Friezen om als hertog over te regeren (bovengenoemde Rorik, die daarvoor over de Friezen heerste was inmiddels al weer van het strijdtoneel verdwenen). Enkele jaren later bedacht keizer Karel de Dikke alsnog een list om zich van Godfried te ontdoen. Hij ontbood Godfried in een van zijn forten, zogenaamd om te praten over uitbreiding van diens hertogdom. Iemand daagde Godfried
uit tot een tweegevecht en vermoorde Godfried voor deze zich fatsoenlijk kan verdedigen. Ontdaan van hun leider lieten de Vikingen zichzelf verjagen
uit het land van de Friezen. Gerulf, een Viking en voormalig onderdaan van Godfried, bleef achter. Hij was degene die bij de samenzwering Godfried vermoorde. Uit hem zal het geslacht voortkomen van de graven van Holland.
Dat is dan het einde van de Vikingen in Nederland, tenminste wat betreft hun plunderingen. Waarschijnlijk bleven onze gebieden een vrijhaven voor hun schepen, en zouden vooral Friese en Saksische jonge mannen zich laten verlokken om mee te gaan met de Vikingen, maar nu uit vrije wil. Handel bleef de komende tijd een bezigheid voor krijgers en gelukszoekers. Na verloop van tijd zou de Friese handel weer bloeien, zelfs als nooit tevoren. Ondertussen ontgonnen in de rest van Nederland de boeren vele nieuwe woeste gronden, want er was een nieuwe manier van ploegen uitgevonden, waardoor ook de zwaardere gronden tot akkers kunnen worden bebouwd. In de daaropvolgende eeuwen zou een begin worden gemaakt van een nieuwe mentaliteit, die het normaal vind om de natuur naar de hand te zetten in plaats van tot rust te laten. Uit deze nieuwe mentaliteit zou uiteindelijk ons westers moderne denken ontspruiten.

Bron:
Jan de Vries (1923): De Wikingen in de lage landen bij de zee. Haarlem, 430 pp.
Annemarieke Willemsen (2004): Vikingen! Overvallen in het stroomgebied van Rijn en Maas, 800 – 1000. Utrecht, ISBN 90-6868-367-5, 191 pp.
 
Kopie op ware grootte van Jellingsteen voor de Dom van Utrecht.
Fibula van Dorestad.
J.H. Isings, schoolplaat met de Vikingen voor Dorestad uit 1927.
Zilveren Vikingsieraden, Dorestad.
Litho met de deel van de Viking-vondsen van Dorestad, uit het negentiende-eeuwse opgravingsverslag.
Gouden muntfibula.
J.H. Isings, schoolplaat met de Vikingen voor Dorestad uit 1927.
Vikingschepen omsingelen een ommuurde stad, afgebeeld in het "Utrechts psalter" uit ca 830 AD.
Vikingschat "Westerklief I", kort na 850 AD.
K.Wilson, Impressie van het opleggen van schattingen door de Vikingen. Zo kan de Vikingschat van Wieringen bij elkaar verzameld zijn.
Reliekenkistje, ca 700 AD.
Vikingmarkt Vikingen in Nederland FAQ Voor kinderen Vikingen in Europa